Hypnotherapie:

De oorsprong van hypnose, andere bewustzijnstoestanden is terug te voeren tot de klassieke beschavingen zoals die van India, Egypte, China en, meer recentelijk van Griekenland.
De Druden gebruikten hypnose al in het oude Engeland, ongetwijfeld in combinatie met geneeskrachtige planten. Ze noemden het de Drudenslaap. Het was tevens een uiterst belangrijk onderdeel van de hekserij, ook wel Wicca geheten.
De middeleeuwse praktijk van de hypnose kwam echter pas echt tot zijn volle potentie door de industrile revolutie van de achttiende eeuw en de vooruitgang van de medische wetenschap.

De recente geschiedenis van de hypnose begint met Franz Anton Mesmer (1734-1815). Mesmer was een ontwikkeld man. Hij werd geboren in Iznang, Oostenrijk. Hij studeerde theologie, filosofie, rechten en medicijnen. Hij behaalde zijn medische graad in Wenen in 1766.
Hij was overtuigd van een geheel andere manier van ziektebestrijding. Na Mesmers dood in 1815 werd zijn werk op zeer opmerkelijke wijze voortgezet door Armand Puysegur. Puysegurs werk is een centraal punt in de hypnosegeschiedenis. Omdat hij de mogelijkheid van hypnose door middel van suggestie ontdekte, kon vanaf dat moment een patint in hypnose worden gebracht voor kleine, maar ook grotere operaties.

Hypnose is een techniek, die ervoor zorgt dat de rechter en linker hersenhelft chemisch en elektrisch in harmonie zijn met elkaar. Dit kan iemand zelf tot stand brengen of iemand anders kan het doen.

Deze techniek leidt tot de volgende drie toestanden:

– een verhoogde concentratie van de geest
– een verhoogde ontspanning van het lichaam
– Een verhoogde gevoeligheid voor suggestie.

Het is bekend dat de diepte van de hypnose waarin een persoon belandt vooral wordt bepaald door vier factoren:

a. de vaardigheid van de hypnotiseur
b. de aanleg van de te hypnotiseren persoon
c. de inhoud van het hypnotische materiaal waarmee men werkt
d. de motivatie van de te behandelen persoon

Het gebeurt dat iemand slechts in een lichte hypnose geraakt bij de ene hypnotiseur en vervolgens bij een andere hypnotiseur in de toestand komt die wel somnabulistisch (somnabulisme = slaapwandelen) wordt genoemd.

Van de vier factoren hierboven, is de hypnotiseur de belangrijkste factor voor de diepte van de trance waarin iemand kan belanden. De aanleg van de te hypnotiseren persoon is natuurlijk ook van belang, echter in mindere mate. Als de hypnotiseur vaardig genoeg is om een bepaalde diepte te laten ontstaan, dan zal deze diepte ook veelal bereikt worden.

Er wordt wel gesteld dat slechts een op de veertig mensen kan worden gehypnotiseerd tot aan het allerdiepste niveau. Op dit niveau kunnen levensechte gebeurtenissen uit het verleden naar boven komen, toekomstbeelden, evenals allerlei mediumachtige randeffecten.

Voordat men besluit over te gaan op hypnotherapie, is het van belang altijd eerst de huisarts te raadplegen over de klachten en eventueel in overleg met de huisarts een hypnotherapeut te consulteren.